Socialisme

Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846 - 1919) was de grondlegger van het socialisme en anarchisme in Nederland. Hij begon zijn publieke leven als Luthers predikant, maar zou na negen jaar de kerk verlaten en zich wijden aan het socialisme. Van socialist werd hij vervolgens anarchist. Op vele manieren zette hij zich in voor de strijd tegen maatschappelijk onrecht: hij schreef boeken, artikelen en brochures en maakte vele propagandatochten. Zijn persoonlijk leven was eveneens roerig: drie echtgenotes stierven in het kraambed, bovendien overleefde hij enkele van zijn kinderen.
Ferdinand Domela Nieuwenhuis studeerde theologie in Amsterdam. Na zijn studie werkte hij als Luthers predikant in Harlingen, Beverwijk en Den Haag. Daar kwam hij steeds vaker in conflict met ambtgenoten en gemeenteleden. Aangezien hij niet wist of er een hemel was, weigerde hij bijvoorbeeld op Hemelvaartsdag te preken. Ook gebeurtenissen in zijn persoonlijk leven droegen bij aan zijn toenemende geloofstwijfel. Zo stierf in 1872 zijn eerste vrouw, Johanna Lulofs. In juli 1879 nam hij ontslag als predikant. Na zijn afscheid uit de kerk zou hij een rol spelen in de vrijdenkersbeweging, die het zelfstandig denken stimuleerde en zich meer en meer ontwikkelde tot atheïstische beweging.

Toen hij gestopt was als predikant, ging hij lezingen houden waarin hij 'preekte' tegen de vijf ‘K's: Kerk, Koning, Kapitaal, Kazerne en Kroeg. Vanaf 1879 speelde hij een belangrijke rol in de socialistische beweging. In datzelfde jaar verscheen het eerste nummer van zijn blad Recht voor Allen. In 1888 werd Domela Nieuwenhuis, die het jaar daarvoor acht maanden wegens majesteitsschennis in de gevangenis had gezeten, dankzij onverwachte steun van Abraham Kuypers 'kleine luyden' door het district Schoterland tot het eerste en enige socialistische Tweede Kamerlid gekozen. Toch vond hij de parlementaire democratie niet geschikt voor het verwezenlijken van de socialistische idealen. Aan het eind van de negentiende eeuw bekeerde hij zich tot het anarchisme. Hij begon met de publicatie van het blad De Vrije Socialist en werd actief in de antimilitaristische beweging 

Domela Nieuwenhuis moet een fascinerend en boeiend spreker zijn geweest. Op de landarbeiders en boeren in Friesland en Groningen maakte hij grote indruk. Hij werd veelvuldig vergeleken met Jezus. "Uw verlosser komt", aldus een Friese arbeider toen hij vernam dat Domela verwacht werd. Domela zelf stimuleerde dat imago. Door haar- en baardgroei maakte hij een profetische indruk en hij doorspekte zijn toespraken met bijbelse beelden, die zijn publiek zeer moeten hebben aangesproken.


Pieter Jelles Troelstra in 1918

De fakkel werd overgenomen door de advocaat Pieter Jelles Troelstra (1860 - 1930), die één van de twaalf oprichters van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (S.D.A.P.) werd. In 1897 veroverden de sociaaldemocraten voor het eerst twee zetels in de Tweede Kamer. De partij sloot zich aan bij de Tweede Internationale, de overkoepelende organisatie van socialistische partijen in Europa. Uitgangspunt was een democratisch streven naar een socialistische maatschappij, waarin de belangrijkste industrieën en de winning van delfstoffen aan de staat toebehoorden. Verder streed de S.D.A.P. voor algemeen kiesrecht en sociale wetten, zoals het staatspensioen. De invoering van het algemeen kiesrecht in 1917 bezorgde de S.D.A.P. grote zetelwinst. Nadat in Rusland in 1917 de Oktoberrevolutie had plaatsgevonden en het ook in Duitsland onrustig werd, meende Troelstra in 1918 dat ook in Nederland de tijd voor revolutie was gekomen. Zijn revolutiepoging werd een grote mislukking. In 1925 was de rol van Troelstra uitgespeeld en werd hij door anderen opgevolgd. In 1946 ging de S.D.A.P. op in de Partij van de Arbeid.


Demonstratie van de S.D.A.P. voor vrouwenkiesrecht (1916)

 Gooitzen Lykeles Brandsma en zijn vrouw Antje Bruinenberg waren overtuigde socialisten. Dochter Marie schrijft daar later over:

Vader en moeder waren vurige socialisten en lid van de S.D.A.P.. Ieder jaar hield de S.D.A.P. in december het Sint Nicolaasfeest voor de kinderen. Daaraan voorafgaand werden Sint en Piet in optocht door de Midstraat Joure ingehaald. Dit feest werd altijd op een zondag gehouden. Voorop speelde het muziekkorps ‘Steun in de Strijd’ uit Sneek dat verwant was aan de S.D.A.P. in Sneek.

En zoon Lykele schrijft:

In de jaren rond 1920 werd er vaak gestaakt. Ik herinner me nog dat ik (wij) met moeder de straat op zijn gegaan om te zien hoe die ‘onderkruipers’ onder politiebescherming naar de tram werden achtervolgd door de stakers. Begrijp me goed dat ik als kleine jongen toen niet besefte wat daar aan de hand was, maar later, vele jaren daarna hoorde ik van vader hoe zo’n onderkruiper besmeurd en getrapt werd. Men heeft eens twaalf à dertien weken gestaakt, doch hiervan heb ik als kind niets gemerkt.

In zijn boek Herinneringen uit mijn leven schrijft Rindert Brandsma:

Gelukkig waren mijn ouders wel zo verstandig om vooruit te zien en te vechten voor een betere toekomst voor de arbeider. 'Morgenrood, uw heilig gloeien', zong Mem vaak. En: 'Begeerte heeft U aangeraakt.' Dàt was het. Daar zat tenminste toekomst in. Thuis, boven de door Heit zelfgemaakte luidspreker hing een koperen reliëf van Pieter Jelles Troelstra. Dat was nog eens een voorvechter. Daar kon Colijn met zijn hele bezuinigingspolitiek een puntje aan zuigen. Wij wilden tenminste vooruit en daarom liepen we ook mee in de demonstraties voor het 'Plan van den Arbeid'.

Voor wie de socialistische strijdliederen nog eens wil horen: