Skûtsjessilen
Een skûtsje (Fries voor 'schuitje') is een houten of stalen Friese tjalk, gebouwd voor het vervoer van vracht in Friesland. Door de geringe diepgang (30 a 40 cm) konden deze schepen nagenoeg overal varen. Afhankelijk van het seizoen vervoerden ze mest, terpaarde, aardappelen en andere bulkgoederen. De schipper en zijn gezin woonden aan boord van het skûtsje.
Het Langweerder skûtsje 'De Twee Gebroeders'
Deze zeilschepen werden vanaf de 18e eeuw tot circa 1930 gebouwd. De lengte bedraagt 12 tot 20 m. De breedte hangt samen met de afmetingen van bruggen en sluizen in het het vaargebied en varieert van zo'n 3,5 m een meter of vier. De schepen zijn gebouwd om te zeilen en waren oorspronkelijk dan ook niet voorzien van een motor. In de loop van de jaren twintig en jaren dertig van de 20e eeuw werden veel skûtsjes voorzien van hulpmotoren, maar pas na de Tweede Wereldoorlog werden de zeilen vervangen door motoren. De skûtsjes verdwenen als vrachtschip van het water, toen de motor-binnenvaartschepen die vele honderden tonnen lading mee konden nemen, hun rol overnamen. Veel skûtsjes werden vervolgens omgebouwd tot woningen op het water. Maar er was ook nog een andere bestemming: wedstrijdzeilen.
Zeker sinds het midden van de achttiende eeuw zijn er al wedstrijden voor vracht- en beurtschepen georganiseerd. Daaruit is in de twintigste eeuw het skûtsjesilen gegroeid, zoals we dat vandaag de dag kennen. Het zeilen van wedstrijden stelt andere eisen aan een schip dan het vervoeren van vracht. Hoewel de rompvorm van het schip in principe fantastisch is om snel te zeilen, zijn er toch de nodige aanpassingen doorgevoerd aan meeste wedstrijdschepen. De belangrijkste aanpassing is het naar achteren verplaatsen van de mast, het verlengen van de mast en het vergroten van het zeiloppervlak. Wedstrijdschepen hebben meer zeil 'bovenin', omdat de wind daar het grootste rendement heeft. Een aantal schepen is verlengd, om de rompsnelheid te vergroten en sommige zijn 'geknikt' om de weerstand van het water te reduceren.
De jaarlijkse wedstrijden die door de SKS (Sintrale Kommisje Skûtsjessilen) worden georganiseerd, zijn een waar spektakel en trekken vele bezoekers. Eén van de grote kampioenen is Ulbe Rienks Zwaga (Langweer, 23 juni 1907 - Langweer, 23 juli 1985). Hij won het kampioenschap sinds 1945 maar liefst 11 keer. De eerste jaren voer hij met het skûtsje De Twee Gebroeders van Langweer, daarna met Doarp Grou van Grouw.
Ulbe is een directe nazaat van Klaas Rienks (Swaga) (VIe),
de zoon van Aukje Abes. En er is zelfs een dubbele band: Froukje Hendriks Brandsma (VIIh) trouwt in 1830 met Ulbe Klazes Zwaga, Ulbe Rienks, één van de grote kampioenen van het skûtsjessilen, is hun achterachterkleinzoon.
Van links naar rechts: Lammert, Ulbe, Rienk en Jeen Zwaga
Over de onderlinge strijd tussen de schippers gaat onderstaand filmpje waarin Ulbe Rienksz Zwaga één van de hoofdrollen speelt:
In de bijlage een overzicht van de kampioenen van het skûtsjessilen en een korte stamboom.
En voor wie nog meer wil weten enkele links naar interessante websites:
http://www.skutsjehistorie.nl
http://www.skutsjesilen.nl
Bijlage(n):
Generaties
Generatie I:
Abe
Generatie II:
Siebout Abes
Generatie III:
Jelle Siebouts
Generatie IV:
Abe Jelles
Generatie V:
Schelte Abes
Generatie VI:
Hendrik Scheltes Brantsma
Generatie VII:
Jan Hendriks Brandsma
Generatie VIII:
Lykele Jans Brandsma
Generatie IX:
Gooitzen Lykeles Brandsma
Generatie X:
Rindert Brandsma