Yke Jochems (Stellinga) (VIj)

Geboortedatum: 
21 februari 1774
Geboorteplaats: 
Oudega
Sterfdatum: 
10 november 1858
Sterfplaats: 
Willemsoord

Yke Jochems is de vrouw van Gerben Scheltes Brandsma. Ze is de dochter van Jochem Jacobs en Aagjen Pieters en is op 21 februari 1774 in Oudega geboren. Gerben en Iekje trouwen op 25 mei 1800 in Tjerkgaast. Ze krijgen vier kinderen: Wiebrig (20 oktober 1802, Doniaga), Aagje (2 juli 1805, Doniaga), Schelte (17 november 1808, Sloten)  en Jochem (22 januari 1814, Sloten).

Aanvankelijk zet Gerben na de dood van zijn ouders met zijn broer Hendrik het boerenbedrijf voort. Maar tijden van oorlog en economische rampspoed zijn er debet aan dat ze het niet redden. Ergens tussen 1805 en 1808 hebben Gerben en Iekje  de boerderij in Doniaga verlaten en zich in Sloten gevestigd, waar Gerben kastelein is. Het gezin verarmt.  

We vinden Gerben Scheltes Brandsma en Iekje Jochems op vrijdag 30 oktober 1818 terug als zij aankomen in de proefkolonie Frederiksoord van de Maatschappij van Weldadigheid in Drente. Door de subcommissie van weldadigheid te Sloten zijn ze op 31 juli 1818 aangemeld :

‘Brief van de subcommissie Sloten aan de Permanente Commissie van Weldadigheid te Den Haag:

Wij dragen bij deze gelegenheid voor: een huisgezin geschikt voor de kolonie.
De man genaamd, Gerben Scheltes Brandsma oud 51 jaren, kennis hebbende van de landbouw. Zijne vrouw 42 jaren.
2 dochters van 16 en 12 jaren. Vrouw en dochters kunnen spinnen. En 2 zoons van 10 en 5 jaren. Man en vrouw hebben beiden hunne geneigdheid ons verklaard en zijn van een betamelijk gedrag.
De Armbezorgers van de Algemeene Armen, wilden bij dit huisgezin een weesmeisje gevoegd hebben oud 13 jaren, genaamd Geeske Durks Gadsonides. Zij is reeds op het land gewoon en kan het spinnen bij de vrouw van gemelden Brandsma leren.
De Armbestuurders betalen wekelijks tot haar onderhoud 1,25 G.

J. Sweitzer, Magazijnmeester, ’s Hage,
Schnatz, Opzigter,
Koster, idem,
Seijl, idem,
F. Raus, ’s Hage,
M. Muller,
G. Scheltes Brandsma, Slooten’

De subcommissie krijgt per kerende post antwoord dat het gezin is geaccepteerd en dat het weesmeisje geplaatst kan worden voor 1 gulden per week.
Op 2 oktober 1818 schrijft de subcommissie Sloten aan de Permanente Commissie van Weldadigheid te Den Haag:

‘Gemelde huisgezin, heeft op onze voorstelling, vrijwillig besloten naar de kolonie te willen vertrekken. De man is met den landbouw bekend. De vrouw en kinderen kunnen spinnen. Het weesmeisje is voor één gulden ’s weeks door de commissie van de armbezorgers van Sloten aangenomen. Het huisgezin van G.S. Brandsma is over het geheel genoomen zeer armoedig, geschikt tot den arbeid, man en vrouw kunnen met het boerenwerk omgaan en weten alles wat tot den boerenstand betrekking heeft. Zij zijn van een betamelijk gedrag.

P.S. Wij kunnen de Commissie verzekeren dat gemelden Brandsma zelf boer is geweest en volkomen alles verstaat wat tot verzorging van vee, het recalien van boter enz. behoord. Hij wil gaarne geplaatst worden, doch ist thans zeer arm.’

 Kolonistenhuisje in Frederiksoord

Yke Jochems staat in het kolonistenregister van Frederiksoord te boek als Jikke Jochems Stellinga. Ook in latere officiële papieren wordt zij zo genoemd. Er is echter geen akte van naamaanneming te vinden waarin Yke voorkomt. Onderzoekers van de familienaam Stellinga kunnen haar niet thuisbrengen. Het lijkt erop alsof het gezin aan het begin van een nieuw leven in Frederiksoord een nieuwe identiteit wilde aannemen: Gerben heet vanaf dat moment Gerbrand, Wiebrig Wietske en Jochem Joachim. Yke noemt zich Jikke Jochems Stellinga. Ze kan de naam Stellinga hebben ‘overgenomen’ van haar buurman Jacob Ruurt Stellinga, die ziek aankomt in de kolonie en binnen een week overlijdt, maar het blijft gissen.