Jan Lykeles Brandsma (VIIIx)

Geboortedatum: 
18 november 1874
Geboorteplaats: 
Broek
Sterfdatum: 
12 juni 1885
Sterfplaats: 
Langerak (Ambt Doetinchem)

Jan Lykeles Brandsma (VIIIx) is de oudste zoon van Lykele Jans Brandsma en Nieskje Jans Jonker. Als Jan wordt geboren, verdient zijn vader de kost als winkelier en praamschipper. Hij doet dat samen met zijn broer Hendrik. Mogelijk hebben ze samengewerkt met zwager Arend Pieters Klomp, die winkelier en beurtschipper was. Het beurtschip was geschikt om personen en goederen over grotere afstanden te vervoeren. De zeilpraam daarentegen was vooral geschikt om in ondiep water te varen en kon daardoor gemakkelijk worden gebruikt voor de huis-aan-huis verkoop. Veel woningen in plaatsen als Joure en Broek lagen immers aan het water.

Als op 19 mei 1876 Hendrik wordt geboren, heerst er feestvreugde in het gezin van Lykele en Nieskje. Die vreugde slaat echter al gauw om in verdriet, want vijf dagen later, op 24 mei 1876, overlijdt moeder Nieskje en enkele weken later sterft ook de kleine Hendrik. Lykele en Jan (nog geen twee jaar oud) blijven alleen achter. Niet lang daarna treedt Lykele in het huwelijk met Martje Klazes Noppert. Op 7 oktober 1876 geven Lykele en Martje elkaar het ja-woord in het gemeentehuis van Langweer.

Op 25 juni 1877 verhuizen Lykele, de hoogzwangere Martje en Jan naar Joure, waar ze zich vestigen op de Zijl nummer 11. 

Daar worden achtereenvolgens Klaas (1877), Sipke (1880) en Gooitzen (1883) geboren.

En dan slaat het noodlot toe: op 20 maart 1884 overlijdt Lykele Jans Brandsma. Hij is nog maar 38 jaar oud. Martje blijft met vier kinderen achter. Omdat het al moeilijk genoeg is om haar eigen drie kinderen te onderhouden, plaatst Martje Jan Lykeles in het weeshuis bij het Armenhuis in de Torenstraat. Jan Lykeles is dan 9 jaar oud. Omdat hij er niet kan wennen, zwerft Jan Lykeles over straat. Hij verzuimt school en overnacht vaak in vrachtauto's die langs de weg staan.


Armhuis te Joure met links het weeshuis (foto uit 1938)

Op 31 augustus 1884 wordt Jan Lykeles door de meid betrapt als hij probeert geld te stelen uit de winkellade van bakker Thijs Glasz in de Midstraat. Veldwachter Van Dijk wordt erbij geroepen en ondervraagt Jan Lykeles. Deze bekent dat hij probeerde om geld te stelen. Hij bekent bovendien dat hij dat wel vaker heeft gedaan. Op 3 september stuurt de burgemeester van Haskerland de volgende brief naar de Officier van Justitie te Heerenveen:

Ik heb de eer u te zenden een door den gemeenteveldwachter Van Dijk opgemaakt verbaal contra Jan Lykles Brandsma, verpleegde in
't armenhuis te Joure, geboren in de gemeente Doniawerstal, den 17 November 1878, ter zake onderscheidene diefstallen.
De ouders van een jeugdigen schuldige zijn beiden overleden. Het is hoogst noodzakelijk, en ik heb de eer U zulks in overweging te geven,
dat de jongen naar een verbeterhuis wordt opgezonden.

Op 20 september antwoordt de Officier van Justitie:

Naar aanleiding van het slot van uw schrijven van 3 dezer neem ik de vrijheid u te verzoeken mij te berichten op grond waarvan de opzending van den jeugdigen verdachte J.L.Brandsma door u zoo hoog noodzakelijk wordt geacht. Kan men hem b.v. in het Armenhuis niet in bedwang houden, toont de knaap een voortdurende kwade inborst of verdorven karakter? Gaarne zou ik uw oordeel gemotiveerd vernemen, om dat eventueel aan de Rechtbank te kunnen medewerken en eveneens het gevoelen van den vader van het armenhuis, die dan zoo nodig als getuige in deze zaak zoude gehoord kunnen worden.
De reeks van kleine diefstallen in een maand rechtvaardigt, dunkt mij,
op zichzelf nog niet eene opzending naar een verbeterhuis.

Drie dagen later antwoordt de burgemeester:

De opzending naar een verbetergesticht van den jeugdigen verdachte J.L.Brandsma werd door mij noodzakelijk geacht omdat de knaap,
die slechts negen jaren oud is, naar mij is medegedeeld, reeds zoodanige geaardheid bezit dat teregtwijzigingen en vermaningen niet de gewenschte invloed op hem hebben.
In het armhuis verpleegd wordende, heb ik mij door den vader van dat gesticht B.Hoekstra laten inlichten omtrent zijn doorgaand gedrag,
die mij mededeelde, dat hij moeijelijk in bedwang was te houden.
Bij herhaling is het gebeurd dat hij 's avonds ongemerkt het gesticht verliet, dan op straat zwierf - wellicht om hier of daar gnobberijen te plegen - en dan den nacht buiten het gesticht doorbragt, waarbij het later bleek dat hij zich in een op straat staande vrachtwagen of dergelijke gelegenheid had te slapen gelegd.
Sedert een half jaar ongeveer wordt hij in het armhuis verpleegd, doch ook voor zijne opname moet hij reeds blijken hebben gegeven van een ongunstig karakter.

Tijdens de rechtzitting op 22 oktober 1884 komen meerdere getuigen aan het woord. Allereerst de dienstbode A. van der Werf. Zij verklaart dat zij den 31st. Augustus heeft gezien dat de beklaagde zich bewust in den winkel van harer meester den bakker Glasz en zich over den toonbank heen buigende den hand uitstak naar de daarin aanwezige geldlade; dat daarin geld aanwezig was; dat zij dit ziende van uit het vertrek al waar zij zich bevond heeft geroepen: “Wat wou je jongen?”, waarop deze ijlings is weggeloopen; dat zij niet kan zeggen dat er toen geld uit de lade is vermist omdat zij niet weet hoeveel er in was.

Dan komt veldwachter J. van Dijk aan het woord. Hij verklaart dat hij bij gerucht het bij de dagvaarding omschreven feit vernomen hebbend den beklaagde heeft ondervraagd die hem heeft bekend dat feit te hebben gepleegd en zich reeds meermalen aan soortgelijke misdrijven te hebben schuldig gemaakt; dat de beklaagde geestelijk weinig ontwikkeld schijnt te zijn en bij hem bekend staat als veelal op de straat te verkeeren in stede van de school te bezoeken, zelfs ook des nachts op straat te overnachten in plaats van in het armhuis waar hij wordt verpleegd terug te keeren.

Tot slot verklaart de vader van het armenhuis R. Hoekstra dat de beklaagde in het armhuis waar hij, getuige, de betrekking van vader vervult wordt verpleegd; dat hij daar veelal blijken geeft van weinig verstandelijke ontwikkeling en ingenomen vooral diefachtigen inborst; dat het hem bekend is dat de beklaagde veel de schooluren op straat doorbrengt, ook wel des nachts op straat blijft in plaats van te huis te komen; dat hij, getuige, hem dan dikwijls te vergeefs zocht; dat hij hem reeds eenmaal in het bezit heeft gevonden van een groot stuk kandijsuiker waarvan hij de herkomst niet wilde opgeven; dat de beklaagde buitendien een terughoudenden en sluipachtigen aard heeft.

Kantonrechter J. Koning weet genoeg. Hij spreekt Jan Lykeles vrij op grond van artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht (Code Pénal) met last tot plaatsing in een verbeterhuis tot aan de bereiking van zijn 18e jaar. Dit wetsartikel gold voor kinderen tot 16 jaar die zonder oordeel des onderscheids een delict hadden begaan. Op 1 november 1884 wordt Jan Lykeles Brandsma overgebracht naar het Huis van Verbetering en Opvoeding in Alkmaar.


Huis van Verbetering en Opvoeding in Alkmaar

Jan Lykeles komt in Alkmaar terecht tussen zo'n tweehonderd andere jongens die kleine vergrijpen hebben begaan.Het overgrote deel is opgepakt voor kruimeldiefstallen: een paar appels, geld uit een winkel, een kerstboompje. In het verbeterhuis heerst een streng regime: om 6.00 uur opstaan, wassen en bed opmaken. Om 6.30 uur is er appèl, waarbij wordt voorgelezen uit godsdienstige lectuur. Tussen 7.00 en 8.00 uur is er ontbijt. Om 8.00 uur begint de school. Eerst wordt er een half uur buiten gemarcheerd, daarna is er het ambachtsonderwijs: timmeren, houtdraaien, kleer- en schoenmaken. Van 13.00 tot 14.00 uur is er een warme maaltijd en mogen de jongens ontspannen. Daarna tot 18.00 uur weer ambachtsonderwijs. Tussendoor is er een uur gymnastiek. Van 18.00 tot 19.30 uur is er gewoon onderwijs. Van 19.30 tot 21.00 uur wordt er gegeten, is er ontspanning en mag er een boek worden gelezen. Na het laatste appèl gaan de jongens naar bed.

Als het in Alkmaar te vol werd, werden er jongens doorgestuurd naar
De Kruisberg in Ambt-Doetinchem, dat als hulphuis van verbetering en opvoeding fungeerde. Ook Jan Lykeles komt daar na enkele maanden terecht. Jan gaat bovendien als knechtje werken op de boerderij van Derk Bloemendaal, een 65-jarige boer in Langerak. Waarschijnlijk is Jan ziek geworden of heeft hij een ongeluk gehad, hij overlijdt namelijk op 12 juni 1885 in Langerak (Ambt-Doetinchem). Hij is dan 10 jaar oud.


De Kruisberg in 1913