Bastiaan Kranendonk (VIIa)

Geboortedatum: 
24 juni 1801
Geboorteplaats: 
's-Gravendeel
Sterfdatum: 
16 maart 1868
Sterfplaats: 
Willemsoord

Bastiaan Kranendonk (VIIa) is de man van Wiebrig Gerbens Brandsma.

Bastiaan werd geboren op 24 juni 1801 te ‘s-Gravendeel. Toen in oktober 1818 zijn ouderlijk gezin door de Maatschappij van Weldadigheid werd verkozen om in de kolonie Frederiksoord te worden opgenomen, kon Bastiaan, samen met zijn zuster, door zijn ouders niet 'overreed' worden om met hen mee te gaan. In januari 1819 meldde Bastiaan zich alsnog bij de Subcommissie te Dordrecht, als 'matroos zonder werk' die graag bij zijn ouders in de kolonie opgenomen wilde worden. Het leek de subcommissie wel een goed idee. In de brief van 20 januari 1819 van de Subcie te Dordrecht wordt hij een zeer geschikt persoon genoemd, van 15 jaren oud, die tijdens het vertrek van zijn ouders naar de kolonie, in dienst op een zeeschip zijnde niet in de gelegenheid was met zijn ouders mede te gaan. Blijkbaar was men toen niet precies op de hoogte van zijn juiste geboortedatum, want Bastiaan was op dat moment 17 jaar oud.

Antwoord bleef blijkbaar te lang uit, want de genoemde Subcommissie schreef op 31 januari: (...) neemt bij deze de vrijheid de Permanente Commissie dit haar gedaan verzoek nogmaals te herinneren, hiertoe door het dagelijks herhaald wordend aanzoek van den gem. jongen Kranendonk aangespoord, daar deze nu buiten eenigen dienst zijnde als een verlaten kind rondzwerft (...). Tijdens de vergadering op 5 februari 1819 van de Permanente Commissie van de Maatschappij van Weldadigheid werd besloten dat Bastiaan in de kolonie opgenomen kan worden mits de subkommissie goed getuigenis geve van zijn gedrag en hem kosteloos expediere. Deze beslissing was de Subcommissie te Dordrecht blijkbaar op 14 februari  nog niet bekend, want men schreef toen: (...) dat het ons geweldig spijt, dat het advijs van den Direkteur der Kolonie wegens het al of niet opnemen van den oudsten zoon van Kranendonk in het huisgezin van zijn Vader aldaar zoo vreesselijk lang achterblijft... Het hindert ons te meer daar die jongen nu al die tijd hier zonder eenig opzigt rondloopt (..).

Nadat men in Dordrecht kennis had gekregen van de beslissing van de Permanente Commissie, vertrok Bastiaan op 21 februari 1819 via Gouda en Amsterdam naar Frederiksoord en kon hij zich met zijn ouders herenigen. In de zomer van dat jaar was hij, met een aantal mede-kolonisten bij de bestrijding van een zware heidebrand. Daarvoor werd hij extra beloond. Maar het disciplineren en op een hoger zedelijk peil brengen van de leden der 'verbasterde standen', zoals één van de doelstellingen van de Maatschappij van Weldadigheid was, lijkt bij die Kranendonken toch maar ten dele geslaagd, want Bastiaan had intussen verkering gekregen met een Friese kolonistendochter en reeds twee jaar voor zijn huwelijk met haar, deed hij al aangifte van de geboorte van een kind. Voor zulke nieuwe gezinnen was op de kolonie in principe geen plaats. Bastiaan en zijn vriendin, die Wiebrig Brandsma heette maar ook vaak Wietske genoemd werd, vestigden zich noodgedwongen in een van de illegale nederzettingen in de omgeving van de vrije koloniën.

 Gezin in een desperado-kolonie

Overigens was zijn huwelijk maar net op tijd, want nog geen drie maanden later moest Wietske al weer bevallen. Op 31 oktober 1827 werd Bastiaan uit de Kolonie ontslagen, maar waarschijnlijk woonde hij toen al ruim een jaar in de desperado-kolonie op het Nijensleeker veld. Desperado-koloniën zijn verzamelingen zelf gebouwde hutten, vooral bewoond door nakomelingen van kolonisten voor wie binnen de koloniën geen plek was. Een aantal jaren later kregen ze tóch een kolonistenwoning. Bastiaan, Wietske en een zoontje van twee jaar betrokken op 6 november 1829 een hoeve op een van de later gestichte kolonies, Willemsoord in de nabijheid van Steenwijk.

Op dezelfde datum was door B. en W. van Dordrecht een stamlijst opgemaakt: Bastiaan, zijn vrouw Wietske en zijn zoon Gerben staan erop. Op 24 april 1830 werd een zekere Jan Boele (30 jaar) bij het gezin ingedeeld, die van zijn verlof (op 1 juni 1831) gebruik maakte om te deserteren. Later werden er geen andere bestedelingen bij het gezin van Bastiaan geplaatst. Zijn schoonmoeder werd op 11 oktober 1849 bij het gezin ingedeeld. Op 22 september 1855 werd Bastiaan bevorderd tot vrijboer. Dit hield in, dat hij tegen betaling van een geringe huursom, het vrije gebruik van de hoeve met het daarbij behorende land kreeg en de vrije beschikking over de eigen oogst. Op 2 februari 1865 verhuisde het gezin van hoevenr. 298 naar 265.