Nederlands-Indië

Nederlands-Indië bestaat niet meer. De kolonie die als gevolg van de activiteiten van de V.O.C. in de 17e eeuw was ontstaan en eeuwenlang onder Nederlands bestuur had gestaan, is kort na de Tweede Wereldoorlog een soevereine staat geworden en heet sindsdien Indonesië.

De dekolonialisatie van Nederlands-Indië vond in korte tijd plaats, maar de gebeurtenissen hebben nog jarenlang voortgeleefd in de hoofden en harten van de betrokkenen: de Indonesische bevolking, de Indische Nederlanders, de Molukkers en de Nederlandse militairen die gedurende enkele jaren als bezettingsmacht in Indonesië vertoefden.

Het waren er meer dan 200.000 en één van hen was Rindert Brandsma. Na de werkloosheid van de crisisjaren waren de oorlogsjaren gevolgd met de verplichte tewerkstelling in Berlijn en het onderduiken op de Veluwe. Na de bevrijding had hij werk kunnen vinden als politieagent in Amsterdam. Nadat hij goed en wel aan de slag was, kwam plotseling de oproep om als militair naar Indië te gaan. Rindert werd als sergeant ingedeeld bij het 4e bataljon van het 8e regiment infanterie (4-8-R.I.). Onderstaande website vertelt meer over de taken van dit bataljon.

http://indie-1945-1950.nl/web/4-8ri.htm

http://www.hetdepot.com/4-8RI.html


Wachtlokaal in Tandjong Priok (1947)

Na enkele maanden bewakingstaken in de haven van Tandjong Priok te hebben verricht, trekt het bataljon landinwaarts. Bij Tjileungsir gaat het nog één kampong verder: Kalappangnunggal. Rindert komt met zijn peloton terecht op de uiterste post van een verdedigingslijn. Ze nemen hun intrek in een grote planterswoning met bijbehorende gebouwen, op een heuvel gelegen en met een schitterend uitzicht op de omgeving. 

Rindert schrijft daar later over:

Onze commandant was veel weg. Dan was ik de commandant, maar tevens de pelotonssergeant, kantinebaas en betaalmeester. Och, erg was dat niet. Die vaandrig zat meestal te gokken bij de Chinezen. Zelf was hij een Indo. Vol haat tegen de TNI-soldaten, die men 'peloppers' noemde. Zijn zuster was door hen vermoord in de beruchte Bersiapperiode.

Toen ik eenmaal wist dat hij meestal niet in het kamp was, nam ik mijn maatregelen. Ik hield er niet van voor verrassingen te komen staan. Tenslotte zat je diep in de rimboe. Alleen 's nachts hadden we wachtposten staan. Overdag was dat niet nodig. Dan zat de korporaal van de wacht met z'n jongens in of bij het wachtlokaal altijd klaar om zo nodig in te kunnen grijpen.

Ik zorgde voor voldoende munitie, ook voor de 2-inch-mortier die we hadden. Je kon immers nooit weten. Regelmatig trokken 's nachts groepjes 'peloppers' door onze omgeving, al moordend en brandschattend. Bovendien roofden ze wat ze konden. De honden in de kampongs verrieden hun aanwezigheid en begeleidden hen op hun weg.

Het was de tijd van de eerste politionele actie. Meer hierover in onderstaand filmpje, dat het conflict vanuit Nederlands perspectief van de late jaren 40 toont:

In de jaren na de dekolonisatie is er veel te doen geweest over eventuele wreedheden die door Nederlandse soldaten zouden zijn begaan. Het heeft tientallen jaren geduurd voordat Nederland officieel excuses heeft aangeboden voor het bloedbad van Rawagede, waarbij 431 mannen door Nederlandse soldaten zijn omgebracht.

In zijn boek Herinneringen uit mijn leven schrijft Rindert Brandsma:

Zondag. Alles ademde rust en vrede in het kamp en de omgeving. Last van bendes hadden we niet. Totdat de lucht verscheurd werd door een salvo uit een mitrailleur. We werden beschoten vanuit de bebossing rond een kampong, die een eind verderop lag. Achter een muur zocht ik een goed heenkomen. Een patrouille werd snel geformeerd om de achtervolging in te zetten. De brencarrier ging half bemand op weg. Daarachter volgden een paar jeeps met enkele jongens. Ieder had zijn wapen meegenomen. Grondig werd die kampong en de omgeving ervan doorzocht en uitgekamd. Niks werd er gevonden. Een raadsel. Dat gebeurde er in die tijd. De 'peloppers' vertrokken even snel als ze gekomen waren. En de bevolking zweeg als het graf.

Het bleef dus oppassen, ondanks alle patrouilles die we hielden. Dat werkte wel afschrikkend, maar onder de dekking van de nacht werden enige tijd daarna vlakbij ons kamp een paar kamponghuisjes in brand gestoken. Als de bamboestokken knapten van de hitte, was het alsof een geweer werd afgeschoten. Hoge, felgele vlammen tekenden zich scherp af tegen de inktzwarte lucht.

De patrouille die onmiddellijk werd uitgestuurd kwam onverrichterzake terug. Onze inlichtingenofficier ondervroeg de dagen erna meerdere inlanders, zowel mannen als vrouwen. Ze lieten niets los. Of hij hen martelde om aan inlichtingen te komen, weet ik niet. Veel vertrouwen had ik op dit punt niet in hem.

Op een nacht moest ik op patrouille. Hij had de leiding. Om een gids voor het onbekende terrein te krijgen, haalde hij onderweg uit een kamponghuisje een man. Die moest de weg wijzen naar het doel dat hij had uitgezocht. Overal werden hutjes doorzocht, maar niets werd gevonden. Toen we ergens op een weggetje tussen geboomte liepen, hoorde ik een paar schoten. Doordat het pikdonker was, kon ik niks zien. Wel zag ik onze gids niet meer. Waar was die gebleven? Zomaar neergeknald. Ik ben het nooit te weten gekomen.

Vanuit meerdere organisaties is er in 2012 een oproep gedaan om het dekolonialisatieproces van Nederlands-Indië aan een objectief historisch onderzoek te onderwerpen. Het is de enige manier om aan alle betrokkenen recht te doen. Het betekent ook dat de excessen uit die periode (die aan beide zijden hebben plaatsgevonden) aan het licht zullen komen. 


Op bezoek in de kampong (1947)

Rindert Brandsma mocht Nederlands-Indië voortijdig verlaten, omdat zijn vrouw Anna een verzoekschrift aan de koningin had verstuurd.

Voor wie meer wil weten, zijn onderstaande websites eveneens de moeite van het bekijken waard:

http://www.afscheidvanindie.nl/