Getuigschrift Lykele Brandsma (1937)

In zijn Levensverhaal schrijft Lykele Brandsma:
Met ingang van 1 oktober 1935 kwam ik te werken bij Lolle Spanninga, één uit de familie die in vroegere jaren gouden ringen e.d. fabriceerden. De man, en trouwens ook zijn vrouw, waren erg doof. Ook zijn broer Hotze was erg doof. De eerste week dat ik daar werkte, heb ik nodig gehad om de werkplaats op te ruimen. Overal lag ijzer, al dan niet bewerkt. De werkplaats staat er nu nog naast het ondergedeelte van een vroegere koren- of pelmolen aan de Scheensweg. Wij maakten daar stempels en matrijzen voor het vervaardigen van schoonrijdersschaatsen. Ik begreep dat dit een ordertje was van de firma Nooitgedagt uit IJlst. Ook hebben we enige duizenden maaimachinemesjes onthard. Die bleken veel te hard te zijn. De ontharding gebeurde in een gasfornuis.

Lykele verdient er f 3,-- per week, maar het gevolg is dat er f 2,-- wordt ingehouden op de werkloosheidsuitkering van zijn vader Gooitzen.