Briefkaart aan Gooitzen (1914)

In 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Nederland raakt niet direct betrokken, maar op 31 juli 1914 worden desondanks 200.000 Nederlandse mannen opgeroepen om zich te melden voor het leger. Ook Gooitzen moet zich melden. Hij komt als grenswacht terecht in Goirle. Hij wordt daar ingekwartierd bij een boerenfamilie. Daarvoor ontvangt de boer per dag 20 cent voor de overnachting en 60 cent voor voedsel. De soldaten zelf krijgen 14 cent per dag. De meesten zijn kostwinner en kunnen hiervan hun gezin niet onderhouden. Vooral omdat hun loon niet wordt doorbetaald. Veel gezinnen komen hierdoor in de problemen. In het land worden steuncomités opgericht die geld en levensmiddelen inzamelen om de getroffen families te helpen.

Rindert schrijft:
Onder de dreiging van de oorlog had ook de regering van ons land de soldaten onder de wapens geroepen. Heit was ook één van de velen die dit lot was beschoren. Zijn gezinnetje, dat in de beslotenheid van het dorpse leven woonde, moest hij vaarwel zeggen. Met vele van zijn maats uit eerdere tijden werd hij gelegerd aan de Nederlands – Belgische grens, in Baarle – Hertog en Baarle – Nassau. Nog hoor ik vader daarover verhalen. Hij was hoornblazer, maar ook scherpschutter en dat was in het leger een unicum. In die tijd was er nog geen telefoon bij het leger. De hoornblazer moest alle berichten in signalen overbrengen. ’s Morgens om zes uur stak hij zijn hoorn omhoog en blies dan de reveille: Wil je niet opstaan, blijf je maar liggen, moet je maar weten, wat ervan komt.

Antje, die inmiddels moeder van drie kinderen is, blijft niet bij de pakken neerzitten, ze raapt haar spullen bij elkaar en reist met de kinderen haar man achterna. Eerst laat ze nog een foto van het gezin maken. De achterkant gebruikt ze als briefkaart. Die stuurt ze op.

Joure, 14 augustus 1914
Lieve man en vader,
Zoëven u briefkaart ontvangen en daaruit gezien dat je het goed hebt. Dat mij natuurlijk veel genoegen doet en dat je bij een boer bent.
G(ooitzen), moeder is weer bij mij geweest. Ik stuurde Marie met de briefkaart naar haar toe en toen kwam zij, dus dat is in orde. Zij is nu twee avonden bij mij geweest. Daar ben ik ook maar weer blij om.
G., hoe gaat het met het verschoonen? Zou ik je niet schoon goed kunnen stuuren, dat moet je eens schrijven. Je moet je wollen hemd niet uitdoen. G., ik bedoelde niet dat je bij ons zou komen, maar dat wij bij u kwamen. Hoe vin je dat? Vele groetten en vele kussen van mij en de kinder.
Tot ziens. Dag vader.