Brief inzake terugkeer naar Nederland (1948)

Op 5 februari 1947 vertrekt Rindert Brandsma per schip naar Nederlands-Indië. Hij laat zijn hoogzwangere vrouw Anna met twee kleine kinderen in Amsterdam achter. Een maand later komen ze in de haven van Batavia (Tandjong Priok) aan. Gedurende enkele maanden is het onderdeel van Rindert belast met de bewaking van één van de havens en van de gevangenis.

Daarna worden ze overgeplaatst naar een stelling in de oude demarcatielijn bij het dorpje Kalappangnunggal. Daar doen ze patrouillewerk. Rindert wordt vervolgens overgeplaatst naar de staf van zijn onderdeel in Lemahabang. Hij voelt zich daar niet op zijn gemak en verveelt zich. Enkele van zijn maats zijn inmiddels teruggekeerd naar Nederland en anderen zitten ergens in het binnenland. Dan wordt hij naar Bandoeng gestuurd om een tropenopleiding te volgen.


Rindert (rechts) en zijn maats in Tandjong Priok (1947)

Anna is inmiddels tijdelijk bij haar ouders in Lisse ingetrokken.
Daar wordt op 15 oktober 1947 haar derde kind geboren: Gijsbertus, genoemd naar Anna's vader. Op 27 november schrijft Anna een brief aan Koningin Wilhelmina, waarin ze vraagt om de versnelde terugkeer van Rindert. Op 31 januari 1948 krijgt ze antwoord namens de Minister van oorlog: Rindert mag per eerstvolgende boot terugkeren naar Nederland.