kolonistenwoning

Kolonistenwoning (interieur)

Interieur van een kolonistenwoning. De inrichting was eenvoudig: een tafel met zeven stoelen en een kast. Een doofpot voor nog smeulende turf, een olielamp en stoven om de voeten warm te houden. Er is kookgerei met een sauspannetje, een waterketel, borden, bestek en 'theegoed'.

Verder een bezem, een dweil en een platte boender om mee schoon te maken. Een wastobbe, een zeepbak, een spiegel en twee handdoeken. En natuurlijk gereedschappen voor op het land: een hark, een schoffel, een hak, twee schoppen, een mestvork, een bijl, een zeis en een kruiwagen. 

Kolonistenwoning (interieur) 2

Interieur van een kolonistenwoning. De inrichting was eenvoudig: een tafel met zeven stoelen en een kast. Een doofpot voor nog smeulende turf, een olielamp en stoven om de voeten warm te houden. Er is kookgerei met een sauspannetje, een waterketel, borden, bestek en 'theegoed'.

Verder een bezem, een dweil en een platte boender om mee schoon te maken. Een wastobbe, een zeepbak, een spiegel en twee handdoeken. En natuurlijk gereedschappen voor op het land: een hark, een schoffel, een hak, twee schoppen, een mestvork, een bijl, een zeis en een kruiwagen.

Kolonistenwoning (aanzicht en plattegrond)

Op 25 augustus 1818 legde generaal Johannes van den Bosch de eerste steen voor de eerste kolonistenwoning in Frederiksoord. De bouw van de huisjes verliep vlot. Het materiaal werd per schip aangevoerd via Steenwijk en de Vledder Aa, vanwaar boeren uit de omgeving het materiaal naar de bouwplaats vervoerden. De woningen werden uit steen opgetrokken en gedekt met riet. Ze bestonden uit een woongedeelte van ongeveer 20 m² met een vuurplaats en twee slaapkamertjes erboven. Later werden de huisjes voorzien van een houten achterhuis, dat als schuur en stalling werd gebruikt.

Inhoud syndiceren