Nederlands-Indië: Tandjong Priok (1947)

Op 5 februari 1947 vertrekt Rindert Brandsma met het 4e Bataljon van het 8e Regiment Infanterie naar Nederlands-Indië. Gedurende enkele maanden is het onderdeel van Rindert belast met de bewaking van een van de havens van Tandjong Priok en van een gevangenis. Op de foto van links naar rechts Jan van Andel, Niekus, Buijze, Kees en Rindert.

In zijn boek Herinneringen uit mijn leven schrijft Rindert:

Samen met een stel andere onderofficieren lag ik in een klein stenen gebouw. Daar was ook de wacht. We kregen ook een paar 'baboes' tot onze beschikking. Die wasten en streken voor ons. In die hitte moesten we ons elke dag verschonen. Na een paar uur dreef je al van het zweet.
's Middags, na de rustpauze, ging je je dan lekker 'mandiën'. Dan gooide je een grote bak koud water over je lijf. Daar knapte je lekker van op.
Het eten was slecht. Nog echt Hollands. Dat smaakte niet. Vooral niet in die warmte. Je kon ook geen water drinken. Dat was niet schoon genoeg. Dan werd je ziek. Maar de hele dag stond er bij de keuken een grote gamel met thee. Onze Hollandse kok werd bijgestaan door een Indonesiër. Die kookte ook wel eens rijst voor ons. Dat smaakte beter dan die vieze aardappelen. Fruit kregen we iedere dag. Djoeroeks. Net een grote sinaasappel. De vellen waren erg stug. Met een lepel schepte je de mootjes leeg. Bananen waren er ook in overvloed. In allerlei soorten. Sommige kon je alleen maar bakken. Nooit van gehoord dat dat kon. Van weer andere werden heerlijke dranken gemaakt. Pisang-soesoe! Om van te smullen.


Wachtlokaal in Tandjong Priok (1947)