Nederlands-Indië: Op bezoek in de kampong (1947) 2

Als Rindert Brandsma een maand of drie in Nederlands-Indië is gelegerd en bewakingsdiensten heeft gedraaid in de haven van Tandjong Priok, verhuist hij met zijn onderdeel naar de andere kant van de stad. Daar gaan ze een gevangenis bewaken. Hij schrijft daarover in zijn boek Herinneringen uit mijn leven:

Na verloop van enige tijd sloegen we een zandweg in. Nou ja, een weg vol kuilen en gaten, die die naam nauwelijks waard was. En nu, nu de natte tijd weer begon te komen, stonden die kuilen en gaten vol drabbig water. Langzaam hotste de truck voort. Aan beide zijden kamponghutjes. Daaromheen kakelende kippen en krioelende kinderen. Met gezichten die niets van emotie verrieden, keken de ouderen ons na. Wat zou er in hen omgaan? Soms kwam een van de kippen bij  het wegrennen onder een der zware wielen van de drietonner terecht. Dat overleefde hij niet.
Een paar dagen daarvoor was ik met collega Jan van Andel op een zondag een kijkje gaan nemen in een van de kampongs. We konden met hand- en voetgebaren en wat Maleis en Hollands een beetje met hen praten. Zelfs kregen we klappervlees aangeboden. Samen gingen we toen nog op de foto.