Antje Bruinenberg (begin 1900)

Antje Bruinenberg (1883 - 1951) heeft bij verschillende families als dienstbode gewerkt. Zo ook bij een advocaat in Sneek. Zoon Lykele schrijft daar in 1981 over:

In die tijd heeft ze ook een dienstbetrekking gehad in Sneek bij een zekere Dorema. De man was advocaat en werd later kantonrechter. Hij woonde in een heel groot huis aan de Singel.

Moeder heeft wel eens verteld dat zij met het tweede meisje aan de schoonmaak was en daarbij de beddenboel in de tuin hadden liggen en hangen. Dat was een heel gesleep. Tijdens deze werkzaamheden gooide een vervelend zoontje hen steeds met schoenen die daar ook naartoe waren gesleept. Waarschuwingen hielpen niet en ook beklag bij mevrouw had weinig of geen uitwerking. Op een gegeven moment werd het moeder teveel. Ze pakte haar persoonlijke spullen bij elkaar in een koffer en liet mevrouw met de brol zitten. Het tweede meisje nam ook gelijk de benen en ging op de boot naar Workum, waar haar ouders woonden. Moeder ging naar Joure, waar haar zuster Aaltje woonde.

Dienstmeid wezen was in die tijd de slaaf zijn voor de betere stand. Ook in de voeding kwam standsverschil naar voren. De meiden kregen het goedkopere varkensvlees  in de keuken te eten en de familie binnen at rundvlees. Moeder gapte daar wel van en ook schepte zij een deel van de bovenlaag van de soep af en verstopte dit dan op een plank die zich in de schouw bevond.

Het levensverhaal van Antje Bruinenberg is in 1981 door haar zoon Lykele opgetekend.