Nederlands-Indië: Bij de kapper (1948)

Als Rindert Brandsma in februari 1948 een telegram heeft gekregen dat hij versneld naar huis mag, reist hij van Bandoeng, waar hij op herhalingscursus is, naar Batavia. Vandaaruit zal hij per schip naar Nederland vertrekken. Hij schrijft daar later over:

Voor ik aan boord ging, wilde ik eerst nog een keer naar de kapper.
De jongens in het kamp wisten er wel een. Schuin tegenover de ingang van ons kamp was er eentje, een Indische kappernog wel. Ik er heen. Toen ik aan de beurt was, nam ik plaats op een oude houten keukenstoel. Je kon het geen kapperswinkel noemen. Met gebaren van handen en voeten en gebruikmakend van wat Maleise woorden wist ik de man te beduiden hoe hij me moest knippen. Heel voorzichtig, bijna onvoelbaar gleden zijn rappe vingers langs m'n hoofd. Er was geen spiegel om die bewegingen te volgen. De langzame knipbewegingen van een oude tondeuse was het enige geluid in deze ruimte. Wat gaf het ook. Als m'n haar maar geknipt werd. Plukken van mijn haar vielen naast me op de grond. Eindelijk was ik klaar. Voorzichtig en omzichtig werden mijn haren in model gekamd. Toen dat klaar was, voelde ik in mijn nek de greep van een paar stevige vingers. Die maakten masserende bewegingen. Zoiets had ik nog niet eerder meegemaakt, ook niet in de tropen. Een verholen glimlach wist ik te onderdrukken. Toen kreeg ik op elke schouder een stevige tik. Dat was het einde van het ritueel. Blijkbaar hoorde dat er ook bij. Toen was ik klaar en werd de cape die ik omhad afgespeld. Wat een belevenis was dat. Nooit gedacht.